Selecteer een pagina

Samenhang tussen lezen en schrijven is nodig in het onderwijs, maar is er nog te weinig. Er wordt nog te veel in hokjes gedacht: we geven allerlei schrijfopdrachten en we hebben ook een methode begrijpend lezen. In het ergste geval zijn dat compleet van elkaar losstaande lessen over verschillende onderwerpen. Maar zowel bij lezen als bij schrijven moet je precies leren lezen wat er staat en begrijpen wat er wordt bedoeld. Bij beide heb je dezelfde tekstkennis nodig. Begrijpend lezen en schrijven zouden elkaar kunnen, of liever gezegd moeten versterken. Hoe leg je vanuit begrijpend lezen een basis voor schrijfvaardigheid?

Goede lezers goede schrijvers

Ik heb het niet wetenschappelijk onderzocht, maar mijn ervaring is dat goede lezers vaak ook de betere schrijvers zijn. De boekenwurmen die leesboeken verslinden, schrijven meestal verhalen met een duidelijke verhaallijn en beeldende beschrijvingen. Kinderen die altijd stripverhalen lezen, schrijven gauw in dialogen, met relatief veel kreten en uithalen, zonder beeldende beschrijvingen. Kinderen die weinig lezen hebben vaker moeite met goede zinnen schrijven, gebruiken weinig leestekens en hebben meer moeite met het ordenen en structureren van informatie in hun teksten.

Niet vlot lezen

De manier waarop je leest, bepaalt voor een deel hoe goed je begrijpt wat je leest. Ik geef een leerling bijles begrijpend lezen. Eerst wil ik zien hoe hij leest, wat hij doet en hoe hij denkt, want daar gaat iets niet helemaal lekker. Hij leest de tekst vlot, alsof hij een leesbeurt heeft in de klas. Hij leest zoveel mogelijk in hetzelfde tempo door, leest soms over een punt heen of struikelt over een onbekend woord, maar blijft doorlezen. Ik vertel hem dat als ik een tekst wil begrijpen, ik die niet in één tempo kan lezen, behalve wanneer de tekst super makkelijk is. Ik doe voor hoe ik lees: mijn tempo vertraagt als ik de informatie ingewikkelder vind, ik stop soms en lees een zin nog een keer langzaam terug, ik denk soms aan iets wat ik al wist, ik sta stil bij een woord dat ik niet ken, soms laat ik de tekst even los en bedenk ik hoe het zit, en ik teken zelfs een keer iets uit.

Ik help hem ook zo te leren lezen, door niet meer te verlangen dat hij vlot en vloeiend leest, maar te focussen op wat hij leest. Door hem af en toe een vraag te stellen terwijl hij voorleest, als ik zelf de draad kwijtraak of iets niet helemaal snap, of als ik even tijd nodig heb om de informatie tot me te laten doordringen. Hij mag ook best even stoppen om te reageren op wat hij leest.

Als schrijver moet je ook je eigen tekst met begrip terug kunnen lezen. Heel jonge schrijvers doen dat pas na het schrijven, maar kinderen moeten ook leren om dat tijdens het schrijven al te doen. Je schrijft wat, dat lees je terug, je verandert wat, je schrijft er weer wat bij, enzovoorts. Een schrijver gaat niet in één tempo van A naar B. Zowel bij begrijpend lezen als schrijven is her en der denktijd nodig in het lees- of schrijfproces.

Tekstkennis

Je leest beter en makkelijker als je tekstkennis hebt. Ervaren lezers hebben, bewust of onbewust, meer tekstkennis dan onervaren lezers. Door tekstkennis herken je soorten teksten, die eenzelfde bedoeling hebben: bijvoorbeeld die iets uitleggen, een mening geven of kennis overbrengen. Een tekst is communicatie van een schrijver naar een lezer. Die schrijver wil iets duidelijk maken. Er zijn logische structuren voor teksten met dezelfde bedoeling. Als je daar kennis van hebt, helpt dat om belangrijke informatie eruit te vissen en om verbanden sneller te herkennen. Verbanden vind je in zinnen, maar ook tussen zinnen en tussen alinea’s. Een tekst is als het goed is geen los zand, maar zit logisch in elkaar.

Mijn leerling heeft weinig tekstkennis. Als ik hem vraag waar de tekst over gaat, noemt hij willekeurig wat opmerkelijke details. Hij mist de kern en overziet niet wat hij heeft gelezen. We beginnen met tekstkennis op zinsniveau. Ik heb kaarten gemaakt met veelvoorkomende verbanden, met een beeld erbij en signaalwoorden. Die leggen we op tafel neer, zodat hij kan spieken en zoeken. We nemen een korte informatieve tekst zin voor zin door en speuren naar verbanden: hier is een tegenstelling, dit is oorzaak, dat gevolg en daar zien we een vergelijking.

Als dat na een paar lessen lekker gaat, breid ik het uit naar verbanden op het niveau van alinea’s. Na het lezen schets ik de opbouw van de tekst: iedere alinea is een kader. Per alinea bespreken we wat de belangrijkste informatie erin is, waar het om draait. De eerste en laatste zin kunnen daar informatie over geven, maar dat is niet altijd zo. We gebruiken de 5 W’s en de H als hulpmiddel om een alinea samen te vatten: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Sommige vragen kunnen we beantwoorden.

Als we dit voor alle alinea’s hebben gedaan, zien we de opbouw van de tekst, bijvoorbeeld: dit is het onderwerp > dit gebeurde er eerst > toen dat > en in de toekomst misschien wel dat. Dat is chronologisch. Of: hier gaat het over > dit vinden zij ervan > maar die vinden dat > we weten niet wie gelijk heeft. Dat is een vergelijking. Sinds we dit zo doen, overziet hij beter wat waar ongeveer staat en vindt hij makkelijker antwoorden op vragen terug in de tekst. Zo’n tekststructuur tekenen, met die kadertjes, kan hem ook helpen als hij teksten gaat schrijven.

Voorbeeldteksten

Met begrijpend lezen bedoel ik niet ‘een tekst met vragen’. Dat kan wel, maar begrijpend lezen is veel meer dan dat. Begrijpend lezen draait om begrijpen wat je leest. Dat is dus niet beperkt tot een les uit een begrijpend leesmethode, maar is van toepassing op alle teksten die je leest. Dus ook (voor)leesboeken, teksten uit zaakvakmethodes, teksten van internet of uit boeken over onderwerpen waar je kennis over wil opdoen. En ook handleidingen, bijsluiters, folders, advertenties of berichten op social media, noem maar op. Ga eens soorten teksten, die kinderen zelf ook moeten gaan schrijven, met ze uitpluizen. Wat merk je daarin op waar je als schrijver iets aan kan hebben? Hoe zit zo’n tekst in elkaar? Wat voor soort woorden of taal gebruikt de schrijver? Zo doe je samen via begrijpend lezen tekstkennis op die kinderen kan helpen bij het schrijven.

 Precies leren lezen wat er staat

Eigen kennis en ervaringen helpen om de informatie in een tekst beter te begrijpen, maar bij ‘begrijpend lezen’ moet je vooral precies lezen wat er staat. Je mag er niet zomaar zelf gevolgen of dingen bij bedenken: als dit zo is, dan zal dat ook wel zo zijn. Nee, het enige wat telt, is wat er staat.

Daarom moeten schrijvers bewust kiezen wat ze wel of niet opschrijven, want een lezer moet het doen met wat er staat. Kinderen beseffen zich dat niet altijd als ze schrijven. Bij informatieve teksten is dat meer voor de hand liggend dan bij bijvoorbeeld verhalen, omdat het om feiten gaat. Bij verhalen gaat het ook om beeldvorming. Een goede schrijver kiest bewust welk stukje beeld hij invult, wat hij precies beschrijft, en wat niet. Er blijft altijd wel ruimte voor een lezer om een eigen beeld te vormen. Daarom is verhalen leren schrijven best moeilijk. Jonge kinderen geven in hun tekst vaak nog te weinig invulling aan het beeld. Hun verhalen zijn meer opsommingen van gebeurtenissen. Ze hebben nog niet door dat een lezer er geen, of zelfs een totaal ander beeld bij heeft dan zij. Om dat te snappen, moeten ze precies leren lezen wat ze wel of niet hebben opgeschreven. Dat kun je kinderen leren door vaak klassikale tekstbesprekingen te doen over hun eigen teksten, maar ook door met elkaar tijdens het begrijpend lezen precies te kijken wat er wel of niet staat.

Een leuke oefening daarvoor is een tekenopdracht om te zien wat je hebt begrepen uit een korte tekst. Ik laat kinderen een wit A4-tje in vieren vouwen, en laat ze individueel vier tekeningetjes maken, een tekening voor iedere beschrijving die ik oplees: 1) het hoofd van een kabouter met een rode puntmuts, een rond brilletje en een witte baard. 2) een vreemd huis met een raar dak, 3) een klein grijs muisje bij een groot stuk gele kaas, 4) een grappig hondje dat een bijzonder trucje doet. Daarna gaan we de tekeningen vergelijken. Sommige lijken op elkaar en sommige zijn totaal verschillend. Hoe komt dat?

Dat is leerzaam als je zelf verhalen gaat schrijven. Of welke soort tekst dan ook. Kinderen moeten precies leren lezen, en zich gaan realiseren dat wat zij opschrijven ook precies moet zijn. Dus: leer kinderen lezen als schrijvers, en schrijven als lezers.